Inleiding
Nu de Wet natuurbescherming een tijdje in werking is komt ook de handhaving weer meer in de aandacht te staan. Bouwen, verbouwen, isoleren, of asbest verwijderen: overal kun je tegen beschermde soorten en hun verblijfplaatsen aanlopen. Voor wat betreft toezicht en handhaving zijn er verantwoordelijkheden voor zowel gemeentelijke, provinciale als rijkstoezichthouders en handhavers, al dan niet via uitvoeringsdiensten. In deze cursus wordt op de verschillende rollen en verantwoordelijkheden ingegaan.
Inhoud en resultaat
Als introductie zal een eerst kort overzicht worden gegeven op de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming, waarbij aandacht zal worden besteed aan de diverse verboden rond gebiedsbescherming, soortenbescherming en de bescherming van houtopstanden. In de meeste verbodsbepalingen in de afdeling over soortbescherming van de Wet natuurbescherming is ‘opzet’ opgenomen als bestanddeel en dat betekent een verzwaring van de bewijslast voor de handhavende instanties.
Ook wordt de verhouding tot de Wabo besproken, alsmede de vraag wie verantwoordelijkheid draagt voor een eventuele ‘aanhaak’. Daarnaast zal de handhaving van de omgevingsvergunning worden behandeld in geval dat een verklaring van geen bedenkingen op grond van de Wet natuurbescherming onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning.
Verder komt aan de orde de handhaving van de diverse besluiten (ontheffingen, vrijstellingen, gedragscodes, vergunningen, meldingen, toegangsbeperkingen) uit de Wet natuurbescherming, het handhavingsinstrumentarium en de verhouding tot de Wet economische delicten. Ook wordt aandacht besteed aan eisen rond tijdigheid van compensatie en toezicht op uitvoering van monitorings- en verslagleggingsverplichtingen. En daarnaast komen bestuurlijke maatregelen aan bod.
De cursus is interactief: praktijkgevallen en vragen kunnen door de deelnemers worden ingebracht en besproken.
Doelgroep
De cursus is bestemd voor handhavers en toezichthouders van de Wet natuurbescherming bij zowel provincies als gemeenten.
Er wordt verondersteld dat men al bekend is met algemene kennis van toezicht en handhaving, handhavingsinstrumenten, proces-verbaal, etc., aantoonbaar door vooropleiding en/of functie.